Recht van nu 9 Contractenrecht 9 Verjaring en verval

Verjaring en verval

26 feb, 2022

Het komt (helaas) geregeld voor dat een schuldenaar zijn wettelijke of contractuele verplichtingen niet (tijdig) nakomt. De schuldeiser kan in zo’n geval in principe nakoming of schadevergoeding vorderen.

Wanneer de schuldeiser daarmee echter te lang wacht, loopt hij het risico dat zijn rechten verjaren of vervallen. In dat geval raakt hij zijn vorderingsrecht of zelfs het recht als zodanig kwijt.

Wat gebeurt er bij verjaring en verval?

Bij verjaring vervalt het recht om in rechte nakoming van de verbintenis (verplichting) te vorderen. Het recht bestaat dus nog wel, maar kan niet meer worden afgedwongen. Men spreekt dan over een “natuurlijke” verbintenis.

Bij wettelijke vervaltermijnen raakt de schuldeiser niet alleen het vorderingsrecht kwijt, maar ook het recht (de vordering) als zodanig. Er resteert in dat geval dus geen “natuurlijke” verbintenis.

Bij contractuele vervaltermijnen moet aan de hand van de bewoordingen van de bepaling beoordeeld worden of het bestaan van de vordering als zodanig komt te vervallen, of dat enkel de aanspraak op nakoming van de afspraken vervalt. In het eerste geval komt de werking van de contractuele vervaltermijn nagenoeg volledig overeen met de werking van wettelijke vervaltermijnen. In het laatste geval, waarbij men ook wel spreekt over processuele vervaltermijnen, toont de werking van vervaltermijn op dit vlak (wat precies vervalt) wat meer gelijkenis met de verjaringsregels, doordat een natuurlijke verbintenis resteert.

Wat is de gedachte achter verjaring en verval?

De gedachte achter verjaring en verval is de rechtszekerheid. Schuldenaren (maar ook derden) moeten er op enig moment op kunnen vertrouwen dat de schuldeiser zich definitief bij de situatie neerlegt en afziet van het instellen van een vordering. Indien de schuldeiser dat niet wil, moet hij zelf tijdig actie ondernemen.  

Er zijn geen algemene termijnen bij verjaring en verval

Zo ongeveer elke situatie kent zijn eigen verjarings- of vervaltermijn. De duur van de verjarings- of vervaltermijn is dan ook mede afhankelijk van de aard van de rechtsverhouding van partijen en de grondslag van de vordering.

De aard van de rechtsverhouding

In de eerste plaats is relevant om te bekijken wat de rechtsverhouding van partijen is. Is dit, bijvoorbeeld, een arbeidsovereenkomst, een huurovereenkomst, een overeenkomst van aanneming, een koopovereenkomst, een overeenkomst van aanneming, een consumentenkoop (B2C), een commerciële overeenkomst (B2B), een onrechtmatige daad of iets anders?

De grondslag van de vordering

Binnen de diverse rechtsgebieden kunnen vervolgens echter verschillende verjarings- en vervaltermijnen van toepassing zijn.

Zo dient binnen drie maanden na de einddatum aanspraak te zijn gemaakt op een transitievergoeding, vervalt het recht om aanspraak te maken op vergoeding wegens schending van de aanzegverplichting drie maanden na de dag waarop de aanzegverplichting is ontstaan (dus twee maanden na de einddatum van de arbeidsovereenkomst), maar moet het ontslag op staande voet binnen twee maanden na de opzegging worden aangevochten. In al deze gevallen dient het verzoekschrift waarmee hierop aanspraak wordt gemaakt binnen de betreffende termijn bij de kantonrechter te zijn ingediend.

Bij de verjaring en het verval van vakantiedagen moet zelfs een onderscheid worden gemaakt naar het soort vakantiedagen waarop de discussie betrekking heeft. Wettelijke vakantiedagen vervallen in beginsel zes maanden na afloop van het jaar waarin de vakantiedagen zijn opgebouwd. Bovenwettelijke vakantiedagen verjaren in principe vijf jaar na afloop van dat jaar.

Check de wet en de overeenkomst

Welke verval- of verjaringstermijn in een specifiek geval van toepassing is, moet dan ook steeds in de wet en/of het contract worden nagekeken. Gezien de daaraan verbonden, verstrekkende gevolgen, is het verstandig om hierbij zorgvuldig te werk te gaan. 

Enkele voorbeelden van termijnen

Verjaringstermijnen

  • de vordering tot nakoming van een verbintenis (bij voorbeeld de betaling van een geldbedrag) verjaart 5 jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden;
  • de vordering ter zake productaansprakelijkheid verjaart 3 jaar nadat de koper met de schade, het gebrek en de identiteit van de producent bekend is geworden;
  • de vordering tot betaling van de koopsom bij een consumentenkoop verjaart 2 jaar na het moment waarop de vordering tot betaling van de koopprijs opeisbaar werd;
  • de vordering uit hoofde van een gerechtelijk vonnis verjaart (in principe, er zijn enkele uitzonderingen) 20 jaar na de dag volgende op die van de uitspraak;
  • de vordering tot vernietiging van een rechtshandeling die onder dwaling of bedrog tot stand is gekomen, verjaart 3 jaar nadat het bedrog of de dwaling is ontdekt.

Vervaltermijnen

  • het verzoek tot vernietiging van de opzegging, wegens strijd met een opzegverbod, moet binnen twee maanden na de beëindiging van het dienstverband bij de kantonrechter zijn ingediend;
  • de vordering tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens schending van de wederindiensttredingsvoorwaarde vervalt twee maanden na de dag waarop de werknemer op de hoogte is geraakt of redelijkerwijs had kunnen zijn van de schending van de wederindiensttredingsvoorwaarde;
  • de vordering gebaseerd op een gebrek in de prestatie vervalt indien de schuldeiser niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken bij de schuldeiser heeft geprotesteerd. Wat de omvang van die termijn is, hangt af van de omstandigheden van het geval; 
  • het recht om een rechtsvordering in te stellen uit hoofde van een gebrek als bedoeld in §12 lid 2 UAV 2012 vervalt na vijf respectievelijk tien jaar, afhankelijk van de omstandigheden van het geval (dit betreft dus een voorbeeld van een contractuele processuele vervaltermijn).

Het aanvangsmoment van de termijn

Met het vaststellen van de lengte van de verjarings- of vervaltermijn is de verjaringsproblematiek over het algemeen nog niet afgerond. Vervolgens moet namelijk de vervolgvraag worden beantwoord: wanneer is die termijn aangevangen. Dat bepaalt immers mede het einde van de verjaringstermijn.

In de wet en rechtspraak wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • de objectieve benadering; en
  • de subjectieve benadering.

De objectieve benadering

Bij de objectieve benadering vangt de termijn aan op het moment dat de vordering opeisbaar wordt. Dit moment kan objectief worden vastgesteld, zowel door partijen, maar ook door andere betrokken en overige derden.

De subjectieve benadering

Bij de subjectieve benadering vangt de termijn aan op het moment dat de schuldeiser bekend is geworden met het bestaan van de vordering en de (persoon van) de schuldenaar. Persoonlijke kennis of wetenschap van de schuldeiser is hierbij bepalend.

De verschillen tussen verjaring en verval

Hoewel er veel overeenkomsten zijn tussen verjaring en verval, zijn er ook enkele fundamentele verschillen. Wanneer de schuldeiser daarop niet bedacht is, kan dat vervelende gevolgen hebben. 

Geen stuiting bij verval

Het eerste verschil dat in dit kader relevant is, is dat een verjaringstermijn middels stuiting eenzijdig kan worden verlengd c.q. opgerekt. Dit is bij een vervaltermijn niet mogelijk. Bij verval dient de vordering vóór het verstrijken van de vervaltermijn te zijn voorgelegd aan de rechter, tenzij partijen bij een contractuele vervaltermijn samen anders overeenkomen.

Ambtshalve toepassing vs. erop moeten beroepen

Een ander belangrijk verschil, is dat rechters wettelijke vervaltermijnen – anders dan verjaringstermijnen en contractuele vervaltermijnen – over het algemeen ambtshalve moeten toepassen. De rechter moet bij wettelijke vervaltermijnen derhalve zelf onderzoeken of een vervaltermijn speelt en – indien dat het geval is – deze toepassen, ongeacht of de betrokkene zich daarop beroept. Sterker nog, een betrokkene kan niet eens afstand doen van zijn aanspraken ter zake een wettelijke vervaltermijn (bij contractuele vervaltermijnen kan dit in principe wel, met als logica dat partijen de vervaltermijn ook zelf overeengekomen zijn). Overigens geldt dit vorenstaande dan weer niet t.a.v. de klachttermijnen van de artikelen 6:89 BW en 7:23 BW. In zijn arrest van 12 december 2014 heeft de Hoge Raad uitgesproken dat een rechter deze vervaltermijnen juist niet ambtshalve mag toepassen.

Op een verjaringstermijn of contractuele vervaltermijn moet door de betrokkene juist actief een beroep worden gedaan. De rechter mag deze niet ambtshalve toepassen. De ervaring leert overigens dat rechters dit verbod in de praktijk, met name op een mondelinge behandeling, nog wel eens willen omzeilen. Anders dan bij wettelijke vervaltermijnen, kan de betrokkene dus afstand doen van zijn aanspraken ter zake een verjarings- of contractuele vervaltermijn, eenvoudigweg door zich daar niet op te beroepen.   

Stuiting van de verjaring

Door stuiting wordt de lopende verjaringstermijn beëindigd. In beginsel vangt de van toepassing zijnde verjaringstermijn in dat geval opnieuw (vanaf het begin) aan. Wanneer de vorderingen echter niet betrekking heeft op de nakoming van een overeenkomst of schadevergoeding, dient een stuiting door een aanmaning of schriftelijke mededeling binnen 6 maanden te worden gevolgd door het opstarten van een procedure.

Stuiting kan, onder meer, op de navolgende manieren plaatsvinden.

Het instellen van een daad van rechtsvervolging

De verjaring wordt in de eerste plaats gestuit, wanneer tijdig een daad van rechtsvervolging wordt ingesteld. Dat gebeurt door het (laten) uitbrengen van een dagvaarding (door een deurwaarder) of het indienen van een verzoekschrift.

Door een schriftelijke aanmaning

Tevens vindt stuiting plaats, door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Hoewel dat niet noodzakelijk is, wordt in dergelijke brieven vaak zekerheidshalve vermeld dat de brief als stuitingshandeling moet worden beschouwd.  

Door erkenning

Een vordering wordt eveneens gestuit, wanneer de schuldenaar de vordering erkent. Om discussies daarover te voorkomen, is het voor schuldeisers over het algemeen verstandig om niet genoegen te nemen met een mondelinge erkenning. Wanneer de schuldenaar het bestaan en de omvang van de vordering erkent, doet de schuldeiser er goed aan om dat schriftelijk vast te laten leggen. 

Onderhandelingen stuiten de verjaring niet

In de praktijk komt het nog wel eens voor dat partijen rond het verstrijken van de verjaringstermijn in onderhandeling zijn. Om te voorkomen dat de onderhandelingen door een aanmaning worden verstoord, overweegt een schuldeiser dan nog wel eens om een stuitingshandeling achterwege te laten. Dat is echter zeer onverstandig. Het voeren van onderhandelingen vormt namelijk geen stuitingshandeling. Door de stuitingshandeling achterwege te laten, kan de schuldeiser zijn eigen (onderhandelings)positie dan ook ernstig ondermijnen.

De natuurlijke verbintenis: vrijwillige en/of onbedoelde nakoming

De natuurlijke verbintenis, die na het intreden van de verjaring of het contractuele processuele verval resteert, is en blijft onverminderd een verbintenis.

De schuldenaar kan deze verbintenis dan ook altijd vrijwillig voldoen. Hoewel dit vermoedelijk niet vaak zal gebeuren, zijn er zeker situaties denkbaar waarin dit kan spelen. Zo kan de schuldenaar op die manier zijn goede wil tonen, wanneer hij de samenwerking met de schuldeiser graag wil voortzetten.

Tevens is geen sprake van onverschuldigde betaling en/of ongerechtvaardigde verrijking, wanneer een natuurlijke verbintenis wordt voldaan. De verbintenis die met de voldoening is voldaan, was immers weliswaar niet meer opeisbaar, maar was nog steeds een rechtsgeldige verbintenis.

Indien een schuldenaar een verjaarde of vervallen verplichting dan ook per ongeluk nakomt en/of uitvoert, zal hij deze prestatie niet kunnen terugeisen. Dit speelt, onder meer, nog wel eens als een schuldenaar niet doorheeft dat een vordering reeds was verjaard of vervallen (en dus niet wist dat hij zich daarop had kunnen beroepen) of door een administratieve fout per ongeluk betaalt. Zeker wanneer partijen onverminderd met elkaar blijven samenwerken, is het voor schuldenaren belangrijk om steeds duidelijk te maken dat een (nieuwe) prestatie of betaling niet op de verjaarde of vervallen vordering betrekking heeft.

De natuurlijke verbintenis: verrekening

Nadat een vordering is vervallen of contractueel processueel is verjaard, is de schuldeiser in principe afhankelijk van de goodwill van de schuldenaar. Indien de schuldeiser echter niet alleen een vordering op de schuldenaar heeft, maar ook een verplichting jegens die schuldenaar heeft, kan hij deze vorderingen in beginsel met elkaar verrekenen. Door de verrekening gaan de vorderingen tot hun gemeenschappelijke beloop teniet. Voorwaarde hiervoor is uiteraard dat wordt voldaan aan de vereisten van verrekening. Bovendien mag verrekening niet zijn uitgesloten.