Bepaalde rechtsregels (denk aan consumentenbescherming en vervaltermijnen) worden zodanig belangrijk geacht, dat een rechter deze ambtshalve (uit zichzelf) moet toepassen, ook wanneer partijen daarop geen beroep doen. Dit kan ertoe leiden dat een rechter een vordering afwijst, zelfs nadat de gedaagde partij verschuldigdheid daarvan ronduit heeft erkend. Dit laatste speelde, bijvoorbeeld, bij de uitspraak van de Kantonrechter Haarlem van 11 mei 2022.
Wat waren de feiten?
Hoewel de rechter de feiten summierlijk weergeeft, lijkt uit het vonnis te kunnen worden afgeleid dat de gedaagde, een consument, een product of dienst heeft afgenomen van een derde. Die derde is door de kantonrechter aangeduid als “de handelaar”. Deze overeenkomst is “op afstand”, lees: digitaal, tot stand gekomen. Op de bestelknop waarmee de consument de overeenkomst is aangegaan, waren de woorden “Bestelling plaatsen” vermeld.
Omdat de consument de koopprijs onbetaald gelaten heeft, is hij door de handelaar gedagvaard. Op de zitting van 2 februari 2022 heeft de gedaagde partij voor antwoord gediend. Daarbij heeft hij de vordering erkend.
Het oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een overeenkomst op afstand. Om die reden was de verkoper verplicht om te voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten die daaraan verbonden zijn.
Ter bescherming van de consument rust de stel- en bewijslast daaromtrent op de verkoper. Met een verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 oordeelt de kantonrechter dat hij ambtshalve (uit zichzelf) moet controleren of de handelaar deze voorschriften heeft nageleefd.
Eén van de (specifieke) verplichtingen die in dit kader op verkopers rust, is dat zij het elektronische bestelproces op zodanige wijze moeten hebben ingericht dat de consument het aanbod pas kan aanvaarden(en dus de bestelling pas kan plaatsen) nadat het voor hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling tot een betalingsverplichting zal leiden.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 leidt de kantonrechter af dat bij de beoordeling of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan enkel rekening moet worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces heeft afgerond, zonder dat acht wordt geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.
De kantonrechter is van oordeel dat de handelaar in het onderhavige geval niet aan deze op hem rustende verplichting heeft voldaan. Met de woorden “Bestelling plaatsen” op de bestelknop heeft de handelaar, aldus de kantonrechter, onvoldoende duidelijk kenbaar gemaakt dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat.
Met het oog hierop is de overeenkomst naar het oordeel van de rechter vernietigbaar. Omdat artikel 24 van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011, betreffende consumentenrechten, voorschrijft dat de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn, vernietigt de kantonrechter de overeenkomst voor wat betreft de betalingsverplichting van de gedaagde partij. Hij is de gevorderde hoofdsom daarom niet verschuldigd, maar behoudt onverminderd aanspraak op de bestelde goederen en/of diensten.
Aangezien het gebrek aan de bestelknop niet kan worden gerepareerd, ziet de kantonrechter geen ruimte voor een andere sanctie.
Wat leert deze uitspraak?
In de eerste plaats toont deze uitspraak aan wat de impact is van ambtshalve toetsing. Zelfs een vordering die ronduit door de debiteur wordt erkend, wordt alsnog afgewezen. Dit had de onderhavige consument vermoedelijk zelf (ook) niet zien aankomen.
Tevens toont deze uitspraak aan hoeveel impact Europese wet- en regelgeving kan hebben. De “sanctie” (de consument hoeft niet te betalen, maar mag het ontvangen product wel houden) gaat namelijk veel verder dan hoe dat in de Nederlandse wet geregeld is. Daar is het uitgangspunt dat de debiteur het ontvangen goed moet teruggeven, wanneer hij uit de op hem rustende betalingsverplichting wordt ontslagen.
Vanuit de beschermingsgedachte is het logisch (en ook goed) dat handelaren (verkopers) worden gesanctioneerd wanneer zij de consument moedwillig proberen te benadelen. De consument is en blijft in de regel immers de zwakkere partij bij een overeenkomst.
Tegelijkertijd vraag ik mij af of deze sanctie in dit geval passend is. Het voelt namelijk behoorlijk bureaucratisch dat de consument niet hoeft te betalen, enkel omdat een bepaalde tekst op de bestelknop ontbrak. Uit zijn verweer kan immers worden afgeleid dat de consument zich er (hoewel dat dan wellicht niet goed op de bestelknop stond aangegeven) terdege van bewust was dat hij een betalingsverplichting aanging. Sterker nog, het is niet uitgesloten (en zelfs waarschijnlijk) dat hij de betreffende website speciaal heeft bezocht voor het aangaan van deze overeenkomst.
Waar deze regelgeving consumentenvriendelijk is, lopen goedwillende verkopers (die per ongeluk iets niet geheel conform Europese regelgeving hebben gedaan) juist het risico om “hard” te worden afgestraft voor “kleine” foutjes. Het is niet ondenkbaar dat er consumenten zijn die hiervan opzettelijk misbruik zullen proberen te maken. Maar die nuance (wat is in dit geval rechtens de meest eerlijke uitkomst) – die eigen is aan het Nederlandse rechtssysteem, waarin de eisen van redelijkheid en billijkheid een belangrijke rol spelen – kent de Europose regelgeving niet, althans slechts in beperkte mate.
In de afgelopen periode hebben meerdere rechters zich inmiddels over deze problematiek uitgelaten. Hoewel de diverse rechters tot verschillende uitkomsten zijn gekomen, staat deze uitspraak niet op zichzelf; meerdere rechters zijn tot een hierop gelijkende uitkomst gekomen. De toekomst zal uitwijzen of dit terecht en correct is.
Update per 20 december 2023 – Bij vonnis d.d. 12 mei 2023 heeft de kantonrechter Rotterdam prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Verkort samengevat, heeft de kantonrechter met dat vonnis de vragen voorgelegd of de handelaar met de termen “bestellen”, “bestelling plaatsen” en/of “bestelling afronden” voldoet aan de op hem rustende informatieverplichtingen en, zo neen, welke sanctie daarop zou moeten volgen. Met zijn conclusie d.d. 28 november 2023 heeft advocaat-generaal B.J. Drijber onder meer betoogd dat de handelaar met deze temen aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Het is nu aan de Hoge Raad om zich hierover uit te laten.