Recht van nu 9 Contractenrecht 9 Pasen zonder eieren?

Pasen zonder eieren?

28 mrt, 2024

Pasen is een feest met veel tradities. Denk aan de paashaas, het zoeken van (chocolade) eieren en de Urbi et Orbi-zegen van de paus. Ook het eten van eieren bij het paasontbijt en/of de paasbrunch vormt voor veel mensen een waardevol onderdeel van de paastraditie.

Om eieren te kunnen eten, moeten deze echter wel eerst zijn gekocht. Dat dit kan misgaan, ondervond een inkoper in de kwestie die leidde tot het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 april 2023. In dat vonnis oordeelde de rechter dat de gedaagde pluimveehouder geen leveringsplicht had jegens de inkoper die de vorderingen had ingesteld.    

Wat waren de feiten?

Eiser exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de inkoop van eieren bij pluimveehouders. Gedaagde drijft een legpluimveebedrijf. Zij beschikt over twee schuren die geschikt zijn voor het houden van leghennen.

In december 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de levering van vrije uitloopeieren door gedaagde aan eiser. Op dat moment zaten er nog geen hennen in de schuren; deze zouden pas in 2022 komen.

In februari 2022 heeft een uitbraak van de vogelgriep plaatsgevonden. Als gevolg daarvan mocht gedaagde op dat moment tijdelijk geen hennen aanvoeren. Om die reden zijn de schuren op dat moment leeg gebleven. In diezelfde maand is ook de oorlog in Oekraïne uitgebroken. Hierdoor zijn de voerprijzen sterk gestegen.

Met een verwijzing naar deze omstandigheden heeft de pluimveehoudster bij e-mail van 14 maart 2022 gevraagd om een hogere prijs voor de eieren. Hierop hebben partijen met elkaar onderhandeld. Die onderhandelingen hebben geleid tot afspraken over een hogere prijs.

De vogelgrieprestricties zijn juni 2022 opgeheven. Daarop zijn hennen geplaatst in één van de twee schuren van de pluimveehoudster. Aangezien deze hennen direct eieren legden, heeft gedaagde nog die maand met de levering van eieren kunnen starten.

In augustus 2022 hebben partijen opnieuw overleg gevoerd over de prijs van de eieren. Op dat moment had de pluimveehoudster inmiddels ook in de tweede schuur hennen geplaatst.

In vervolg op een e-mailbericht van het gedaagde pluimveebedrijf van 14 oktober 2022 hebben partijen nogmaals gesproken over de prijs. Het pluimveebedrijf heeft op dat moment voorgesteld dat de prijs van de eieren zou worden verhoogd. In ruil daarvoor heeft zij aangeboden om ook na 1 maart 2023 eieren te blijven leveren. De inkoper heeft niet met dat voorstel ingestemd. 

Tot en met eind februari 2023 is de pluimveehoudster eieren aan de inkoper blijven leveren. Met ingang van maart is zij daarmee gestopt.

Het geschil tussen partijen

Aan de rechter lag de vraag voor of het gedaagde pluimveebedrijf gehouden was om ook na 1 maart 2023 eieren aan de inkoper te blijven leveren, of niet.  

De inkoper stelde zich op het standpunt dat de leveringsplicht van de pluimveehouder na die datum onverminderd doorliep. Zij verwees daartoe naar de overeenkomst van december 2021. Daarin was een leveringsperiode van 75 weken afgesproken.

Gedaagde betwistte niet dat partijen in 2021 een leveringsverplichting van 75 weken overeengekomen waren. Naar haar mening is deze afspraak in maart 2022 echter herzien. Op dat moment zou zijn afgesproken dat haar leveringsverplichting ter zake beide schuren (ook al zaten op dat moment in beide schuren nog geen hennen) eind februari 2023 zou eindigen.   

Het oordeel van de rechter

De voorzieningenrechter constateert dat beide partijen het met elkaar eens zijn dat zij in december 2021 een leveringsperiode van 75 weken overeengekomen zijn. Dit sloot ook aan bij het gebruik van gedaagde, die in het verleden vaker voor dergelijke perioden zulke afspraken heeft gemaakt.

De voorzieningenrechter houdt echter rekening met het scenario dat partijen in maart 2022 tot andere, afwijkende afspraken zijn gekomen. Hij verwijst daartoe naar de bijzondere omstandigheden van het geval, zowel de rondwarende vogelgriep alsook de Oekraïne-oorlog, waardoor de voerprijzen plotseling zeer sterk stegen.

De voorzieningenrechter ziet hiervan bevestiging in de handelswijze en gedragingen van partijen.

In dit kader verwijst de rechter in de eerste plaats naar de diverse onderhandelingen die partijen in 2022 met elkaar hebben gevoerd. Daaruit leidt de kantonrechter namelijk af dat kennelijk de mogelijkheid bestond om meerdere keren van de in december 2021 afgesproken prijs af te wijken. Uit dit alles concludeert de voorzieningenrechter dat de overeenkomst van december 2021 in ieder geval wat betreft de prijs niet meer leidend was tussen partijen.

Onder die omstandigheden kan de overeenkomst van december 2021 naar het oordeel van de rechter niet bewijzen dat de leveringsverplichting onveranderd 75 weken is gebleven.

Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat de pluimveehoudster in oktober 2022 heeft geïnformeerd naar een hoger prijs, in ruil voor een verlenging van de leveringsplicht per maart 2023.

Onder deze omstandigheden kan de voorzieningenrechter naar zijn oordeel zonder nadere bewijslevering, zoals het horen van getuigen, niet vaststellen of de leveringsplicht van de pluimveehouder na 1 maart 2023 onverminderd doorliep. In een kort geding is echter geen ruimte voor dergelijke bewijslevering. Om die reden wijst de rechter de vorderingen van de inkoper af.

Wat leert deze uitspraak?

Deze uitspraak toont in de eerste plaats (andermaal) aan hoe belangrijk het is om afspraken goed schriftelijk vast te leggen. Wanneer partijen hun (gewijzigde) afspraken namelijk steeds goed hadden vastgelegd, was deze onduidelijkheid zeer waarschijnlijkheid niet ontstaan. Dan zou ook de onderhavige procedure vermoedelijk niet nodig zijn geweest.

Daarnaast laat deze uitspraak echter ook goed zien hoe belangrijk het is om steeds consequent te reageren. Kennelijk heeft de inkoper in oktober 2022 namelijk niet geprotesteerd tegen de stelling van de pluimveehoudster dat de leveringsplicht per maart 2023 zou eindigen. Onder die omstandigheden is het begrijpelijk dat de rechter meegaat in het verweer van de pluimveehoudster. Omgekeerd is het echter alleszins mogelijk dat de rechter dit anders zou hebben beoordeeld, wanneer de inkoper in oktober 2022 anders zou hebben gereageerd (en toen al het standpunt zou hebben ingenomen dat de leveringsplicht na 1 maart 2023 sowieso doorliep).  

Dit gezegd hebbende, is met deze uitspraak zeker niet uitgemaakt dat gedaagde geen leveringsplicht had. De rechter heeft dat in deze procedure “enkel” niet kunnen vaststellen. Daarvoor leent een kort geding zich namelijk niet, doordat er weinig tot geen ruimte is voor bewijslevering. Wanneer de inkoper een bodemprocedure start, kan de rechter in die procedure dan ook zeker tot een ander oordeel komen.

Het nadeel daarvan voor de inkoper zal echter zijn dat aan die procedure veel tijd verbonden is. Daardoor zal hij dan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet langer aanspraak kunnen maken op nakoming van de overeenkomst. De periode waarvoor deze afspraak gold, is dan immers al lang en breed voorbij. In dat geval zal de vordering van de inkoper vermoedelijk dan ook beperkt (moeten) blijven tot vergoeding van zijn schade. Die schade zal dan zeer waarschijnlijk voor een belangrijk deel bestaan uit de extra kosten waarmee hij is geconfronteerd doordat elders een hogere prijs is betaald voor de inkoop van eieren.

Vragen?

Hebt u afspraken met een contractspartner gemaakt en wilt u bijstand bij de goede vastlegging daarvan? Of dreigt een meningsverschil over de uitleg van gemaakte afspraken, of is dit geschil al ontstaan? Onze advocaten hebben veel ervaring met het opstellen van en procederen over contracten. Zij bespreken graag met u wat zij voor u zouden kunnen betekenen.