Het klinkt (wellicht) wat oneerbiedig, want de belangen zijn uiteraard veel groter, maar een procedure heeft wel wat weg van een spel. Als je de regels goed kent (en toepast) heb je een voordeel. Wanneer je daarbij een fout maakt, bijvoorbeeld door iets over het hoofd te zien, kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Dit ondervond de partij die appel had ingesteld dat leidde tot het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 oktober 2021.
Wat waren de feiten?
De persoon die hoger beroep had ingesteld (verder: de appellant) had een woning gehuurd van het Bisdom Haarlem-Amsterdam. Op verzoek van het Bisdom heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam appellant bij vonnis van 30 december 2020 veroordeeld om het gehuurde te ontruimen.
Bij dagvaarding van 11 januari 2021 heeft appellant hoger beroep ingesteld. Deze dagvaarding met producties bevatte de grieven. Het Bisdom heeft haar memorie van antwoord op 16 februari genomen. Het Bisdom heeft daarbij geen incidenteel appel ingesteld.
Vooruitlopend op de mondelinge behandeling van 14 september 2021 heeft het Bisdom op 3 september haar eis (uit de eerste aanleg) vermeerderd. Deze eisvermeerdering heeft betrekking op de deurwaarderskosten waarmee zij geconfronteerd is geworden ter zake de onvrijwillige ontruiming van het gehuurde.
Appellant heeft hierop het hoger beroep bij faxbrief van 13 september 2021 ingetrokken. Daarbij heeft hij verzocht om de kosten van het hoger beroep te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Hij heeft meegedeeld dat hij ervan uitgaat dat de vordering tot vermeerdering van eis onder die omstandigheden niet zal worden behandeld. Naar aanleiding hiervan heeft het Bisdom op 14 september 2021 meegedeeld dat zij van mening is dat de intrekking van het hoger beroep door appellant niet met zich meebrengt dat het hof niet meer kan oordelen over haar eisvermeerdering.
Op 14 september 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het Bisdom is, met haar advocaat, op die zitting verschenen. Appellant en zijn advocaat zijn niet ter zitting verschenen.
Het oordeel van het hof
Het hoger beroep van appellant
Het verzoek tot intrekking wordt aangemerkt als een verzoek tot doorhaling
Het hof concludeert in de eerste plaats dat intrekking van een zaak alleen voorafgaand aan de eerste roldatum kan plaatsvinden. Nu de procedure zich reeds in een latere fase bevindt, merkt het hof het verzoek van appellant tot intrekking aan als een verzoek tot doorhaling.
Het verzoek tot doorhaling wordt afgewezen
Vervolgens stelt het hof vast dat doorhaling alleen op eenstemmig verzoek kan plaatsvinden. Nu het Bisdom echter arrest heeft gevraagd, ten behoeve van haar eisvermeerdering, kan het hof niet tot doorhaling overgaan.
Appellant wordt niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep
Gelet op het feit dat appellant zijn hoger beroep had ingetrokken, had hij (kennelijk) geen bezwaren meer tegen het vonnis in eerste aanleg. Om die reden werd hij niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
De eisvermeerdering van het Bisdom (ten opzichte van de eerste instantie)
De hoofdregel: de eisvermeerdering moet in de eerste memorie
In zijn uitspraak van 20 juni 2008 heeft de Hoge Raad uitgesproken dat partijen hun bezwaren tegen het vonnis in eerste aanleg (grieven genoemd) in hun eerste processtukken (memories genoemd) kenbaar moeten maken. Dit geldt daarmee ook voor een eisvermeerdering. Deze bezwaren moet bovendien zodanig duidelijk naar voren worden gebracht, oordeelde de Hoge Raad op 6 februari 2009, dat het de wederpartij voldoende duidelijk is dat dit in hoger beroep een discussiepunt betreft. Deze regel brengt mee dat rechters in beginsel niet behoren te letten op bezwaren die na deze twee processtukken kenbaar worden gemaakt of die onvoldoende duidelijk naar voren zijn gebracht.
Enkele uitzonderingen op de hoofdregel
In zijn arrest van 19 juni 2009 heeft de Hoge Raad uitgesproken dat er in bijzondere gevallen aanleiding kan zijn om een uitzondering op deze strikte hoofdregel te maken. Dit kan zich in de eerste plaats voordoen, als de wederpartij ondubbelzinnig erin toestemt dat het nieuwe bezwaar alsnog in de procedure kan worden behandeld. In dat geval verzet zich immers niets tegen die uitbreiding van het debat.
Ook de aard van het geschil kan met zich meebrengen dat een dergelijke uitbreiding van het debat, waaronder een vermeerdering van eis, in een later stadium van de procedure plaatsvindt.
Tot slot kan een hof nieuwe bezwaren tegen het vonnis in eerste aanleg in behandeling nemen, indien daarmee aanpassingen worden beoogd betreffende feiten en omstandigheden die zich eerst na dat eerste processtuk hebben voorgedaan of zijn geconstateerd. Op die manier wordt voorkomen (a) dat het hof beslist op basis van (feitelijke of juridische) gegevens, waarvan in de tussentijd duidelijk is geworden dat die achterhaald of onjuist zijn of (b) dat – voor zover dat nog mogelijk – een nieuwe procedure moet worden gestart om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te beslissen.
Bij deze laatste uitzondering is het van belang om voor ogen te houden dat dit enkel opgaat voor feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat door de betreffende partij het eerste processtuk is genomen. Dit geldt daarmee nadrukkelijk niet voor feiten en omstandigheden die ten tijde van het nemen van dat processtuk reeds bekend waren of hadden kunnen zijn.
De gedaagde in hoger beroep (ook wel geïntimeerde genoemd) mag – mits aan de voorwaarden wordt voldaan – steeds een beroep op deze uitzonderingen doen. Daarvoor is niet vereist dat hij zelf incidenteel appel heeft ingesteld.
Het concrete geval
Nu de eisvermeerdering van het Bisdom verband houdt met een nota van de deurwaarder die dateert van na haar eerste processtuk in deze appelprocedure, is sprake van een nieuw feit. Het hof betrekt hierbij dat de het Bisdom zelfs pas daarna van appellant vernam dat hij die kosten niet zou vergoeden. Onder die omstandigheden stond het het Bisdom vrij om haar vordering te vermeerderen, hoewel ze haar memorie van antwoord reeds had genomen en ondanks dat ze geen incidenteel appel had ingesteld. De intrekking van het hoger beroep door appellant maakt dit niet anders.
Naar het oordeel van het hof verzetten ook de eisen van een goede procesorde zich niet tegen toelating van de eisvermeerdering. De akte waarmee de eisvermeerdering was ingediend, was namelijk tijdig voorafgaand aan de zitting kenbaar gemaakt. Appellant had daarmee voldoende tijd en gelegenheid gehad om daarop te reageren.
Doordat appellant geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vermeerderde eis van het Bisdom, wordt deze toegewezen.
De conclusie
Het lijkt erop dat de (advocaat van) appellant heeft geprobeerd om de eisvermeerdering van het Bisdom met een slimmigheid te frustreren. Het intrekken van het eigen beroep moest voorkomen dat het hof de vermeerderde eis van het Bisdom zou behandelen. Vermoedelijk stonden de (proces)regels daarbij niet scherp op het netvlies, al kan het uiteraard zo zijn dat deze uitkomst werd voorzien. Zo kan zijn ingeschat dat het appel toch kansloos was en ervan uit zijn gegaan dat de gewijzigde vordering van het Bisdom vermoedelijk toch zou worden toegewezen.
Deze truc pakte in dit geval echter averechts uit. Door de proceshouding van appellant liet het hof niet alleen diens eigen vorderingen onbehandeld, maar wees het hof de vorderingen van het Bisdom – als onweersproken – toe. Al met al was het Bisdom dus ruimschoots de “winnaar” van het hoger beroep. En dat terwijl het Bisdom lange tijd zelf geen meerwaarde had gezien in het hoger beroep.
De enige “escape” die voor appellant resteert, is dat dit een kort geding betrof. Daarmee kan hij deze kwestie alsnog in een reguliere bodemprocedure aan de rechter voorleggen. De uitspraak van het hof geeft echter te weinig informatie over de achtergronden van de kwestie, zodat de kansen van appellant daaromtrent niet in te schatten vallen. Het feit dat hij het appel had ingetrokken en niet op de zitting was verschenen, lijkt erop te duiden dat hij zijn eigen kansen in ieder geval niet groot acht.