Recht van nu 9 Procesrecht 9 De hoge drempel van bewijslevering; een aanwijzing of vermoeden is nog geen bewijs!

De hoge drempel van bewijslevering; een aanwijzing of vermoeden is nog geen bewijs!

17 mei, 2023

Veel mensen onderschatten het risico van de bewijslast. Anders dan velen denken, leveren (sterke) aanwijzingen of vermoedens (“Het kan niet anders dan…”) namelijk nog geen bewijs op.

De werkgeefster in de kwestie die leidde tot het vonnis van de kantonrechter Utrecht van 25 januari 2023 ondervond dit aan den lijve. Het is alleszins verklaarbaar dat zij een ex-werknemer verantwoordelijk achtte voor het “verdwijnen” van 716 wielen. Desondanks beperkte de kantonrechter de schadevergoedingsplicht van de werknemer tot de verkoopwaarde van 40 wielen.  

Wat waren de feiten?

De werknemer was per 8 februari 2018 op staande voet ontslagen door de werkgeefster, wegens fraude. Op 9 mei 2018 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst gesloten.

Hoewel de werknemer na 8 februari 2018 niet meer tot de werkplek was toegelaten, heeft hij het magazijn van de werkgeefster nadien – in ieder geval tot mei/juni 2018 – toch nog veelvuldig bezocht, (naar eigen zeggen) om privéspullen op te halen.

Na de voorraadtelling van 26 december 2018 is bij de werkgeefster het vermoeden ontstaan dat wielen uit het magazijn verdwenen. Met het oog daarop heeft zij op 25 januari 2019 een camera in het magazijn geïnstalleerd.

Op videobeelden van 28 januari 2019 is zichtbaar dat de oud-werknemer (die op dat moment dus bijna een jaar niet meer was toegelaten tot de werkplek) het magazijn die dag tussen 17:50 en 18:06 uur heeft bezocht. Blijkens die beelden heeft hij het magazijn op dat moment verlaten met een doos in zijn handen.

Uit nader onderzoek is de werkgeefster op 4 februari 2019 gebleken dat 716 wielen ontbraken (t.o.v. de balans van 26 december 2018). Deze wielen vertegenwoordigden een verkoopwaarde van € 8.001,19.

De vorderingen van de werkgeefster

Volgens de werkgeefster kon het niet anders dan dat de (ex-)werknemer deze 716 wielen had ontvreemd. In haar ogen kwalificeerde dat als een onrechtmatige daad. Op die grondslag maakte de werkgeefster aanspraak op vergoeding van haar schade. Haar schade begrootte zij op de verkoopwaarde van de wielen, zijnde € 8.001,19. Daarnaast maakte ze aanspraak op vergoeding van de aanschafprijs van de camera.

De werknemer heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen.

Het oordeel van de kantonrechter

Ter zake de verdwenen wielen

Naar het oordeel van de kantonrechter is het voldoende aannemelijk dat de camerabeelden van 28 januari 2019 dateren. Impliciet erkent de ex-werknemer ook min of meer dat hij op die dag een doos met wielen uit het magazijn heeft meegenomen.

De uitspraak van de werknemer, dat hij de doos op de balie zou hebben neergezet, acht de kantonrechter niet geloofwaardig. De werknemer was immers reeds sinds 8 februari 2018 niet meer toegelaten tot de werkplek en het dienstverband was per 9 mei 2018 beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst.

Onder die omstandigheden staat het, aldus de kantonrechter, vast dat de werknemer op 28 januari 2019 in het magazijn van de werkgeefster is geweest, het magazijn heeft verlaten met een doos met wielen in zijn handen én deze doos met wielen heeft weggenomen. Om die reden wordt de ex-werknemer veroordeeld tot vergoeding van de waarde van de wielen die in die doos zaten.

Aangezien de gedaagde, blijkens de camerabeelden, moeite had om de doos te tillen, gaat de kantonrechter ervan uit dat de doos zwaar was en, daarom, bijna vol zat. Afgezet tegen de grootte van de doos en de afmetingen van de wielen, passen er 6 tot 75 wielen in zo’n doos. Onder die omstandigheden gaat de kantonrechter er – schattenderwijs – van uit dat er 40 wielen in de doos hebben gezeten. Nu de gemiddelde verkoopprijs van de wielen, afgerond, EUR 10 per stuk bedraagt, stelt de kantonrechter de schade vast op 400 euro. Tot betaling van dat bedrag wordt de werknemer vervolgens veroordeeld.

De enkele omstandigheden (1) dat (meer) wielen ontbreken en (2) dat de ex-werknemer (ten minste) op 28 januari 2019 zonder deugdelijke reden in het magazijn was, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om te kunnen concluderen dat de ex-werknemer (ook) verantwoordelijk is voor het gehele voorraadverschil. Bij gebreke van camerabeelden van die andere diefstallen is daarmee, aldus de kantonrechter, onvoldoende bewijs aanwezig om de ex-werknemer tot betaling te veroordelen. Om die reden wordt de rest van de vordering van de werkgeefster ter zake hoofdsom, ad (€ 8.001,19 -/- € 400,– =) € 7.601,19, ofwel ruim 95% (!) van de vordering, door de kantonrechter afgewezen.

Ter zake de kosten van de camera

De vordering tot vergoeding van de kosten van de camera, ad EUR 131,97 inclusief BTW, wordt wél toegewezen.

Deze kosten zijn namelijk gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De omvang van de kosten staat naar het oordeel van de kantonrechter bovendien in verhouding tot de waarde van de ontbrekende wielen.

Wat leert deze uitspraak?

Deze uitspraak maakt duidelijk dat er een wezenlijk verschil zit tussen (enerzijds) aanwijzingen en vermoedens en (anderzijds) bewijs.

Het is aan de ene kant namelijk zeer verklaarbaar dat de werkgeefster haar ex-werknemer van de diefstallen verdacht. In ieder geval één doos is immers reeds door hem gestolen. Onder die omstandigheden zal de werkgeefster niet veel waarde hechten aan zijn ontkenningen.

Toch is een dergelijk onderbuikgevoel niet voldoende zijn om iemand te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding. En hoewel dat wellicht niet sympathiek klinkt, is dat (eigenlijk) maar goed ook. Wie wil, omgekeerd, zelf immers wel onterecht tot betaling veroordeeld worden, enkel omdat hij de schijn tegen heeft?

En dan wordt de optie van opgeklopte vorderingen nog buiten beschouwing gelaten. Want hoewel ik de onderhavige werkgeefster daar zeker niet van wil beschuldigen, zijn er ongetwijfeld genoeg schuldeisers die hun vordering in een situatie als de onderhavige (enigszins) naar boven zouden hebben bijgesteld, al dan niet door het aantal ontbrekende wielen naar boven af te ronden.

Hoewel de werkgeefster dat ongetwijfeld niet zo zal ervaren (nu ruim 95% van de vordering is afgewezen), heeft de kantonrechter in zekere zin overigens nog met de werkgeefster meegedacht. Waar de kantonrechter de schade heeft geraamd op basis van de verkoopwaarde van de wielen, had hij de schade namelijk ook kunnen begroten op basis van de inkoopwaarde. Uit niets blijkt immers dat de werkgeefster – door de diefstal – verkopen is misgelopen.

Wat bij dit alles tot slot natuurlijk opmerkelijk blijft, is dat de ex-werknemer zo lang (probleemloos) toegang tot het magazijn behield. Je zou immers verwachten dat een werkgeefster erop toeziet dat een oud-werknemer geen toegang meer heeft tot een magazijn met waardevolle goederen, zeker als die ex-werknemer wegens fraude op staande voet is ontslagen. Ongetwijfeld zal de werkgeefster dat inmiddels echter beter in de gaten houden.

Vragen?

Overweegt u een procedure te starten en wilt u beoordelen of dat kans van slagen heeft? Of wilt u onderzoeken hoe u een vordering, of verweer, (nog) beter zou kunnen onderbouwen? Onze advocaten hebben veel ervaring met gerechtelijke procedures. Zij bespreken graag met u wat zij voor u kunnen betekenen.