Recht van nu 9 Procesrecht 9 De onzinnigheid van strikte termijnen

De onzinnigheid van strikte termijnen

25 feb, 2022

Het nieuwe procesreglement voor civiele zaken is een vooruitgang, betoogt mr. Rob Zwanenberg. Maar rechters zouden best wat soepeler mogen zijn bij het verlenen van uitstel. Temeer daar ze zelf ook vaak voor vertraging zorgen.

Dit artikel is gepubliceerd in Advocatenblad 2016, nr. 7, blz. 63 e.v.

Sinds 1 september jl. [2016] hanteren de gerechtshoven een nieuw procesreglement voor civiele dagvaardingszaken.1 Dit reglement is onmiddellijk in werking getreden en is ook direct van toepassing op procedures die op een eerder gelegen roldatum al waren ingeschreven.2

Op verschillende punten is dit procesreglement zonder meer een verbetering. Zo is het alleen al positief dat de vier gerechtshoven opnieuw één uniform rolreglement hanteren,3 doordat een einde is gekomen aan de pilotprojecten van de gerechtshoven ’s­-Hertogenbosch en Amsterdam.

Ook is het prijzenswaardig dat de gerechtshoven zich zullen blijven inspannen om de doorlooptijd van procedures te verkorten. In het persbericht4 worden die intenties als volgt toegelicht:

‘Dit5 is in het procesreglement onder andere terug te zien aan andere reactietermijnen en (verdere) beper­king van mogelijkheden om uitstel te vragen. De gerechtshoven proberen de uitspraaktermijnen die zijn opge­nomen in het nieuwe reglement zo snel mogelijk te realiseren.’

In feite sluiten de gerechtshoven met deze aanpak aan bij de pilots van de gerechtshoven ’s­-Hertogenbosch en Amsterdam, alsook bij het landelijk procesreglement voor civiele dag­vaardingszaken bij de rechtbanken.6 

Voor mijn gevoel hebben de inspan­ningen van deze gerechtshoven (net als de rechtbanken) op dit punt de afgelopen jaren zeker positieve invloed gehad op de doorlooptijd van procedures. Het komt naar mijn beleving dan ook steeds minder vaak voor dat rechtzoekenden en/of hun advocaten een procedure rekken. Voor zover rechtzoekenden en hun advocaten niet reeds uit zichzelf het tempo in de procedure houden, doen de rechters dat wel, doordat geen of slechts beperkt (nader) uitstel wordt verleend.

Deze strikte toepassing van de termijnen kan echter een keerzijde hebben. Sommige kwesties zijn zodanig complex en/of omvangrijk dat de gebruikelijke termijnen niet volstaan. Wanneer een rechter dan toch, zonder uitzondering, vasthoudt aan de voorgeschreven termijnen, kan dat grote gevolgen hebben voor de betreffende rechtzoekende.

Dat rechtzoekenden op dit punt een risico lopen, wordt door de recht­spraak onderkend. Om die reden voorziet het nieuwe rolreglement van de gerechtshoven in een mogelijk­heid tot uitstel wegens ‘klemmende redenen’ en/of ‘overmacht’, evenals het rolreglement voor de recht­banken overigens.

Gezien de bewoordingen van het rolreglement en het persbericht is het kennelijk de bedoeling dat deze uit­stelgronden restrictief zullen worden toegepast. De vraag is of, en zo ja, in hoeverre een dergelijke uitleg terecht zou zijn. Is een restrictieve interpre­tatie van de begrippen ‘klemmende redenen’ en ‘overmacht’ wel altijd in het belang van de rechtzoekenden? Worden rechtzoekenden in  sommige gevallen niet eigenlijk gedupeerd door de strikte termijnen? De snel­heid van een procedure is zeker een belangrijke factor waarmee rekening moet worden gehouden. Tegelij­kertijd mag dat de kwaliteit van de uitspraak naar mijn mening nimmer aantasten.

Een dergelijke werkwijze, waarin aan partijen nauwelijks tot geen uitstel wordt verleend, valt niet aan recht­zoekenden uit te leggen wanneer de rechters ver volgens zelf wél vertra­ging in de procedure veroorzaken. Het komt de laatste tijd steeds vaker voor dat gerechtshoven, maar ook rechtbanken en kamers voor kanton­zaken, zittingen op langere termijn plannen, zichzelf (herhaaldelijk) uitstel verlenen voor het wijzen van de uitspraak en/of de datum van de uitspraak direct plaatsen op een halfjaar of langer.

In voornoemd persbericht kondigen de gerechtshoven nota bene reeds aan dat dit (in elk geval) de komende periode niet zal veranderen: ‘Gezien de werkvoorraden kan het nog wel even duren voordat dit [het moment dat de gerechtshoven de uitspraaktermijnen kunnen nako­men; RZ] bij álle zaken zo ver is.’

Voor veel rechtzoekenden is een dergelijke vertraging in het bijzonder onverteerbaar, wanneer de opgege­ven reden weliswaar verklaarbaar is, maar niet overtuigt. Hiervan is onder meer sprake wanneer het uitstel wordt onderbouwd met een beroep op de vakantieperiode en/of de werk­druk. Deze gaan immers in dezelfde mate op voor rechtzoekenden en hun advocaten.

In zulke gevallen kan de vraag rijzen waarom de gerechtshoven (maar het­zelfde geldt ook voor de rechtbanken) de begrippen ‘klemmende redenen’ en/of ‘overmacht’ zo restrictief heb­ben uitgelegd. Welk belang hebben rechters erbij om geen nader uitstel te verlenen als het dossier ver volgens toch langere tijd op de hoek van hun bureau of in de kast blijft liggen?

Met name voor rechtzoekenden die gebaat zouden zijn geweest bij een niet-­verleend uitstel is het onbe­antwoord blijven van deze vragen bijzonder wrang. Aangezien dit in het  geheel niet aan rechtzoekenden valt uit te leggen, tast dit bovendien zonder meer, volledig onnodig, het vertrouwen van die rechtzoeken­den in de rechtspraak aan. Nu dit vertrouwen sowieso al langere tijd onder druk staat, is dit iets waar mijns inziens meer aandacht voor zou mogen zijn.

Voor die procedures, waarvan rech­ters voorzien dat zij niet de proces­snelheid zullen kunnen bijhouden die zij van rechtzoekenden en hun advocaten verlangen, worden zij dan ook opgeroepen om de begrippen ‘klemmende redenen’ en/of ‘over­macht’ ruim(er) uit te leggen en meer coulant om te gaan met het verle­nen van een door (één van) partijen gewenst uitstel.

Dit artikel is gepubliceerd in Advocatenblad 2016, nr. 7, blz. 63 e.v.

NOTEN
  1. https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Landelijk­procesreglement­voor­civiele­ dagvaardingszakenbij­de­gerechtshoven.pdf.
  2. Met dien verstande dat in de procedures waarop niet een pilotreglement van de gerechtshoven Amsterdam of ’s­-Hertogenbosch van toepassing was, maar het voordien geldende landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, op de eerstvolgende roldatum na 1 september 2016 nog eenmaal een regulier uitstel wordt verleend overeenkomstig het in laatstgenoemd reglement voor de desbetreffende proceshandeling bepaalde.
  3. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gerechtshoven hun werkwijzen in dit rolreglement niet volledig hebben geüniformeerd. Voor enkele voorbeelden waarin de werkwijzen zullen blijven verschillen, wordt kortheidshalve verwezen naar de artikelen 2.9, 4.1 en 4.4 van het rolreglement.
  4. https://www.rechtspraak.nl/Organisatie­en­contact/Organisatie/Raad­voor­de­rechtspraak/Nieuws/Paginas/Nieuwe­regels­moeten­afwikkeling­civiele­dag vaardingszaken­in­hoger­beroep­vereenvoudigen.aspx.
  5. Het woord ‘Dit’ verwijst naar de alinea: ‘Met de invoering van de nieuwe regels wordt een voorschot genomen op toekomstige wijzigingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het wetboek wordt aangepast in verband met de invoering van het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI), de digitaliserings-­ en moderniseringsoperatie van de Rechtspraak.’
  6. https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Landelijk­procesreglement­voor­civiele­dagvaardingszaken­bij­de­rechtbanken­2016.pdf.