Recht van nu 9 Arbeidsrecht 9 Arbeidsvoorwaarden 9 Let op de klachttermijn, ook in het arbeidsrecht!?

Let op de klachttermijn, ook in het arbeidsrecht!?

22 nov, 2022

Hoewel de Hoge Raad in zijn arrest van 8 februari 2013 heeft uitgesproken dat de klachtplicht van toepassing is “op alle verbintenissen”, wordt in lagere rechtspraak frequent geoordeeld dat deze (toch) niet van toepassing is op het arbeidsrecht. Vaak wordt daartoe verwezen naar de specifieke verhoudingen van de partijen bij een arbeidsovereenkomst. Een werknemer geniet over het algemeen immers bijzondere bescherming.

Tot op heden heeft de Hoge Raad zich hierover niet uitgelaten. Het is dan ook wachten op een definitief oordeel van die zijde. Tot die tijd moeten we het doen met de lagere rechtspraak. Met zijn uitspraak van 5 april 2022 heeft het gerechtshof Amsterdam – in het voordeel van de werkgever – uitgesproken dat de klachtplicht naar zijn oordeel wél van toepassing is op loon- en aanverwante vorderingen.  

Voordat nader wordt ingegaan op deze uitspraak van het hof Amsterdam, zal eerst kort worden toegelicht wat de klachtplicht eigenlijk inhoudt.

De klachtplicht

Indien een partij een prestatie niet volledig of niet correct nakomt, dient de andere partij (de schuldeiser) daarover binnen bekwame tijd bij de schuldenaar te protesteren. Wanneer de schuldeiser dit nalaat, vervallen de aanspraken van de schuldeiser.

De klacht moet worden geuit binnen bekwame tijd nadat de schuldeiser het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken. De wet definieert het begrip “bekwame tijd” niet nader (met dien verstande dat een consument in ieder geval tijdig heeft geklaagd, wanneer hij dit binnen twee maanden na ontdekking heeft gedaan). Ook in de rechtspraak zijn geen algemene termijnen geformuleerd. Dit moet steeds van geval tot geval worden vastgesteld.

De uitspraak van het hof Amsterdam

Wat waren de feiten?

In de kwestie die leidde tot het arrest van 5 april 2022 maakte een oud-werknemer aanspraak op gewerkte, maar niet-uitbetaalde overuren. De werkgever betwistte dat de werknemer de gestelde overuren zou hebben gemaakt. In zijn ogen kwamen de rechters echter niet aan een inhoudelijke beoordeling van de discussies over de overwerkuren toe, omdat de aanspraak op uitbetaling van overwerkuren was komen te vervallen, doordat de werknemer niet had voldaan aan de op hem rustende klachtplicht.

Het oordeel van het hof

Hoewel het hof zich ervan bewust is dat hiertegen (zowel in de rechtspraak, maar ook in de literatuur) verschillend wordt aangekeken, is het hof van oordeel dat loon- en aanverwante vorderingen ook onder het bereik van de klachtplicht vallen. Het hof verwijst in dit kader onder meer naar voornoemde uitspraak van de Hoge Raad uit 2013, waarin is uitgesproken dat de klachtplicht van toepassing is op alle verbintenissen.

Het hof lijkt vervolgens een nieuw onderdeel toe te voegen aan de toetsingscriteria, te weten of het gebrek in de prestatie duidelijk kenbaar was voor de werknemer. Met dit laatste zoekt het hof (vermoedelijk) aansluiting bij de beschermingsgedachte van het arbeidsrecht.

Hoewel het hof van oordeel is dat het beroep van de werkgever op schending van de klachtplicht terughoudend moet worden getoetst, concludeert zij dat dat beroep in het concrete geval opgaat.

Bij dit oordeel betrekt het hof in de eerste plaats dat de werknemer steeds bij de ontvangst van een nieuwe loonstrook moet hebben gezien dat niet alle (volgens hem) gewerkte overuren werden uitbetaald. Dit betroffen (volgens de werknemer) namelijk geen incidentele uren (waarbij het uitblijven van betaling over het hoofd kan worden gezien), maar structurele uren (twee uur per werkdag) met steeds dezelfde bron (o.a. het werken na sluitingstijd). 

Aanvullend weegt het hof mee dat de werkgever is benadeeld, doordat de werknemer pas na de beëindiging van het dienstverband aanspraak heeft gemaakt op uitbetaling van de overuren. Daardoor kon de werkgever de overuren namelijk niet meer compenseren in tijd, terwijl de CAO dat wel als hoofdregel voorschrijft.

Gebruik in de praktijk

Voor werkgevers biedt deze uitspraak aanknopingspunten om hun verweer tegen loon- en aanverwante vorderingen uit te breiden. Met dit formele verweer kunnen werkgevers mogelijk namelijk ontsnappen aan lastige inhoudelijke discussies. Voor werknemers is het dan ook verstandig om tijdig te klagen, wanneer zij van mening zijn dat hun salaris niet volledig wordt uitbetaald. Zolang het wachten blijft op een uitspraak van de Hoge Raad, of de klachtplicht van toepassing is op het arbeidsrecht of niet, moeten we het namelijk doen met lagere rechtspraak. En hoewel een andere uitkomst zeker mogelijk blijft, is de argumentatie van het hof goed te volgen en sluit die aan bij de wet en uitspraken van de Hoge Raad.

Vragen?

Hebt u vragen over de klachtplicht, bijvoorbeeld omdat uw wederpartij zich erachter verschuilt of omdat u er een beroep op wilt doen? Onze advocaten zijn beschikbaar om met u te bespreken wat zij voor u zouden kunnen betekenen. Dit ziet zowel op arbeidsrechtelijke kwesties, maar ook op andere verhoudingen, zoals zakelijke contracten of huurovereenkomsten.