Recht van nu 9 Contractenrecht 9 De boete en de (on)mogelijkheden tot matiging daarvan

De boete en de (on)mogelijkheden tot matiging daarvan

4 nov, 2022

Veel contracten bevatten één of meerdere boeteclausules. Partijen staan bij de totstandkoming van de overeenkomst lang niet altijd stil bij de inhoud daarvan. Dit kan vervelend uitpakken.

Wat is een boeteclausule?

Een boeteclausule is een beding waarin is vastgelegd dat de ene partij, de schuldenaar, verplicht is om een geldsom of een andere prestatie te voldoen aan de andere partij, de schuldenaar, indien hij tekortschiet in de nakoming van een verplichting. Niet noodzakelijk is dat partijen in of boven de bepaling het woord “boete” gebruiken.

2 verschillende functies van de boete

Een boete kan verschillende functies hebben. Partijen kunnen bij de totstandkoming van de overeenstemming één van deze functies op het oog hebben, maar ook beiden.

De boete die aanspoort tot nakoming

In de eerste plaats wordt een boete vaak gebruikt om de andere partij aan te sporen tot nakoming van zijn verplichtingen. Het vormt dan de (spreekwoordelijke) stok achter de deur, om af te dwingen dat de andere partij het wel nalaat om zijn verplichtingen te schenden.

Een boete kan worden gesteld op een verplichting om iets te doen (bijvoorbeeld de levering van een woning) of te laten (denk aan het niet-aandoen van concurrentie). Anders dan de dwangsom kan een boete ook worden verbonden aan een (geld)betalingsverplichting. 

De boete tot vergoeding van de schade

Daarnaast kan een boete ook als functie hebben tot vergoeding van schade. Op die manier kunnen lastige discussies over de omvang van de schade worden vermeden, doordat partijen deze op voorhand fixeren.  

Wanneer de schuldeiser in zo’n geval aanspraak maakt op de boete, kan hij in principe geen aanspraak meer maken op nakoming van (1) de verplichting waaraan de boete verbonden is en/of (2) schadevergoeding. De boete wordt immers ingeroepen omdat de schuldenaar zijn verplichting niet nakomt. Bovendien beoogt de boete juist om discussies over de omvang van de schade te vermijden.

Met het oog hierop moet de schuldeiser goed afwegen of hij wél aanspraak wil maken op de boete. Zeker als de schade (achteraf) hoger (b)lijkt te zijn dan vooraf was ingeschat, kan de schuldeiser soms beter aanspraak maken op nakoming, in plaats van de contractuele boete.

Indien partijen dat wensen, kunnen zij van het vorenstaande afwijken. In dat kader kunnen zij zowel overeenkomen dat de vordering tot betaling van de boete kan worden gecombineerd met de vordering tot nakoming, alsook dat zowel aanspraak kan worden gemaakt op de boete als de wettelijke schadevergoeding. Een breed bekend voorbeeld waarin dit voorkomt betreft de koopovereenkomst van een woning.

De matiging van de boete

Matiging als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist

Vaak wordt vooraf niet uitgebreid stilgestaan bij en/of onderhandeld over de boetebedragen. En wanneer dit wél gebeurt, zal de schuldeiser in de regel aansturen op een hoge boete. Als de boete de schuldenaar tot nakoming moet aansporen, zal de schuldeiser verlangen dat de boete ook voldoende aansporing geeft; indien de boete de schade moet vergoeden, zal de schuldeiser willen vermijden dat zijn schade niet volledig wordt gecompenseerd. De hoogte van de boete kan hierdoor, voor de schuldenaar, (achteraf) onaangenaam hoog uitvallen, zeker als deze per dag en/of overtreding oploopt. Dat kan voor een debiteur reden zijn om de rechter te verzoeken de boete te matigen.

In artikel 6:94 BW heeft de wetgever vastgelegd dat de rechter een boete niet zomaar mag matigen. Achtergrond daarbij is dat de rechter de contractsvrijheid van partijen moet respecteren. De enkele omstandigheid dat één van partijen (achteraf) spijt heeft, is onvoldoende om op de partijafspraken te mogen ingrijpen. Als een rechter te gemakkelijk zou kunnen ingrijpen in het contract, zou dat afbreuk doen aan de bedoelingen van het beding, te weten het voorkomen van discussies (doordat de schade is gefixeerd) en/of het zorgen voor een drukmiddel. Bovendien zou rechtsonzekerheid ontstaan. De rechter mag om die reden alleen matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist.

Wanneer eist de billijkheid klaarblijkelijk dat de rechter de boete matigt?

In zijn arrest van 27 april 2007 (Intrahof / Bart Smit) heeft de Hoge Raad uitgesproken dat deze wetsformulering meebrengt dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken “als de toepassing van [het] boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt”. Bij die beoordeling moet de rechter niet alleen letten op “de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.”

De rechter moet in principe terughoudend zijn met matiging

Op grond van het vorenstaande moet de rechter in principe terughoudend zijn met de matiging van boetebedragen.

Ook terughoudend met matiging bij particuliere partijen

In zijn arrest van 13 juli 2012 heeft de Hoge Raad uitgesproken dat in een geschil tussen particulieren dezelfde maatstaf van toepassing is. Ook in die gevallen mag de rechter alleen matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, zodat rechters daarmee terughoudend moeten omgaan.

In het bijzonder spelen dergelijke discussies over boetes tussen particulieren vaak bij de aan- en verkoop van woningen. In dergelijke contracten, waaronder het standaardmodel van de NVM, VastgoedPRO, VBO Makelaar, de Consumentenbond en Vereniging Eigen Huis (VEH), wordt in de regel een boete van 10% van de koopsom overeengekomen. Dergelijke boetes worden daarmee dus slechts zelden gematigd. 

Sneller matiging bij eenheidsboetes?

In zijn arresten van 13 februari 1998 (Monda / Hauer) en 26 oktober 2001 (Monda / Hauer II) heeft de Hoge Raad uitgesproken dat matiging in situaties waarin één boete is gesteld op een veelheid van overtredingen (de zogenoemde eenheidsboete) voor de hand ligt. Voor dergelijke situaties sprak de Hoge Raad uit dat de rechter bij de vaststelling van de hoogte van het verschuldigde (boete)bedrag dient te differentiëren, waarbij rekening moet worden gehouden met de ernst van de overtreding waardoor de boete is verbeurd en de omvang van de schade die daardoor is veroorzaakt.

Doordat deze twee arresten van (ruim) voor de hierboven weergegeven uitspraak uit 2007 (Intrahof / Bart Smit) dateren, is niet geheel duidelijk hoe deze drie uitspraken zich tot elkaar verhouden. Aangenomen wordt dat de vraag of sprake is van een eenheidsboete één van de gezichtspunten is die moet worden meegewogen. Matiging is daardoor, ook bij eenheidsboetes, niet de norm; in het geval de overtreding gering is en/of de schade beperkt is, kunnen de omstandigheden van het geval een matiging echter (sneller) rechtvaardigen.

Niet verder matigen dan wat de schade is

Wanneer de rechter tot matiging overgaat, is hij niet volledig vrij in de omvang daarvan. In de eerste plaats mag de rechter niet verder matigen dan de redelijkheid klaarblijkelijk eist. Bovendien mag de rechter niet verder matigen dan wat de schade van de schuldeiser is.

Matiging mag niet worden uitgesloten

Partijen mogen de bevoegdheid van de rechter tot matiging niet uitsluiten. Indien zij dat wél doen, is die afspraak nietig. Partijen kunnen dan geen beroep doen op de bepaling.