Recht van nu 9 Procesrecht 9 Zekerheidstelling voor de proceskostenveroordeling door buitenlandse eisers

Zekerheidstelling voor de proceskostenveroordeling door buitenlandse eisers

15 mrt, 2022

Gedagvaard worden is over het algemeen niet leuk. Het voeren van verweer kost namelijk veel tijd en energie. Tenzij u bij de kantonrechter zelf procedeert, komen daar de kosten van rechtsbijstand (een advocaat of gemachtigde) nog bij.  

De proceskostenveroordeling

Tenzij het geschil betrekking heeft op het personen- en familierecht (denk aan een echtscheiding, omgang, of de verdeling van een nalatenschap), wordt degene die (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld in de regel in de kosten van de procedure veroordeeld. Deze kosten bestaan over het algemeen uit de deurwaarderskosten, het griffierecht, het gemachtigden- of advocatensalaris en de nakosten. Ook eventuele beslagkosten, deskundigenkosten en kosten van getuigen kunnen echter onder een proceskostenveroordeling vallen.

De proceskostenveroordeling dekt lang niet alle kosten

Het is een wijdverbreid misverstand dat zo’n proceskostenveroordeling alle kosten van “de winnaar” dekt. Dat is namelijk nadrukkelijk niet het geval. De deurwaarderskosten, griffierechten, beslagkosten en kosten van deskundigen en getuigen worden weliswaar, uitzonderingen daargelaten, integraal toegewezen. Dit geldt echter niet voor het gemachtigden- of advocatensalaris. Dat wordt namelijk forfaitair begroot, hetgeen de werkelijke kosten in de meeste gevallen bij lange na niet benadert. In de regel dekt de proceskostenveroordeling slechts een (zeer) beperkt gedeelte van deze kosten.

Het debiteurenrisico ter zake de proceskostenveroordeling

Maar zelfs voor zover de wederpartij in de proceskosten wordt veroordeeld, loopt u het risico dat de wederpartij geen verhaal biedt. Het debiteurenrisico van de proceskostenveroordeling ligt namelijk bij diegene aan wie deze is toegewezen. Wanneer de andere partij niet vrijwillig betaalt, zal de uitspraak waarin deze vordering is toegewezen dan ook moeten worden geëxecuteerd. Indien de gedaagde geen verhaal biedt (de spreekwoordelijke “kale kip”), zal de schuldeiser zijn vordering moeten afschrijven. Dit wordt niet gecompenseerd door de rechtbanken of een ander overheidsorgaan.

De meeste partijen vinden het al niet leuk om gedagvaard te worden, zeker niet ten onrechte. Nog erger wordt het als de proceskostenveroordeling vervolgens niet kan worden geïncasseerd.

Een groter debiteurenrisico bij eisers zonder woon- of verblijfplaats in Nederland

 Indien de eiser geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft (bijvoorbeeld omdat hij in het buitenland woonachtig of gevestigd is), neemt het debiteurenrisico van de gedaagde toe. In dat geval rijst namelijk niet alleen de vraag waar(op) de  proceskostenveroordeling kan worden verhaald, maar ook hoe überhaupt tot executie kan worden gekomen. Nederlandse vonnissen worden namelijk niet overal erkend. Elk land bepaalt, in principe, zelf of en, zo ja, in welke mate en/of op welke wijze vonnissen uit andere landen worden erkend en/of ten uitvoer kunnen worden gelegd. Daardoor loopt u het risico dat de Nederlandse rechter uw vordering betreffende de proceskosten toewijst, maar dat u die niet kunt incasseren, omdat het Nederlandse vonnis niet kan worden geëxecuteerd in het land waar uw wederpartij woonachtig of gevestigd is.

Maar zelfs als een Nederlands vonnis in het buitenland kan worden geëxecuteerd, zal dat over het algemeen meer tijd en kosten met zich brengen dan wanneer de verhaalsmogelijkheden van de wederpartij zich in Nederland bevinden.

Zekerheidstelling door eisers zonder woon- of verblijfplaats in Nederland

Ter bescherming van de gedaagde heeft de Nederlandse wetgever in artikel 224 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (rv) bepaalt dat de rechter een eisende partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland kan veroordelen om zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding waartoe deze veroordeeld zou kunnen worden. Ook buitenlandse procespartijen die zich voegen of tussenkomen in een geding kunnen hiertoe worden veroordeeld. Dit wordt ook wel cautieregeling genoemd.

De uitzonderingen op de verplichting tot zekerheidsstelling

Verhaal is redelijkerwijs aannemelijk

Eisers die niet in Nederland woonachtig zijn hoeven in de eerste plaats geen zekerheid te stellen indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn. In dat geval zijn de risico’s van de gedaagde immers beperkt. Onder die omstandigheden is er geen rechtvaardiging om de gedaagde in een betere positie te brengen, enkel omdat de eisende partij in het buitenland woonachtig of gevestigd is.

Verdragen en verordening

De eisende partij heeft ook geen zekerheid te stellen indien dit voortvloeit uit een verdrag of EG-verordening, alsook wanneer de veroordeling tot betaling van proceskosten op grond van een verdrag of EG-verordening ten uitvoer kan worden gelegd ter plaatse waar de eiser zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.

Dit eerste speelt, onder meer, bij Amerikanen. Het verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten, vaak verkort tot het Nederlands-Amerikaans vriendschapsverdrag, verbiedt de verdragsstaten om elkaars onderdanen onder gelijke omstandigheden ongunstiger te behandelen dan hun eigen onderdanen ten aanzien van de bescherming en veiligheid van hun persoon en hun rechten.

Het tweede doet zich, onder meer, voor bij landen in de Europese Unie. Vonnissen die in de ene lidstaat (waaronder Nederland) worden gewezen, kunnen in de gehele Europese Unie ten uitvoer worden gelegd.

De effectieve toegang tot de rechter mag niet worden belemmerd

Tot slot mag de cautieregeling niet tot gevolg hebben dat de effectieve toegang van de eiser tot de rechter wordt belemmerd. In zijn arrest van 1 juni 2021 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch geoordeeld dat van een procespartij mag worden verwacht dat hij specifiek en gemotiveerd uiteen zet waarom de effectieve toegang tot de rechter voor hem zou worden belemmerd, wanneer hij zich op deze grond verzet tegen de verstrekking van zekerheid. In zijn arrest van 18 juni 2019 betrok het hof Arnhem-Leeuwarden de hoogte van de vordering van de eiser nadrukkelijk bij de afweging of in redelijkheid al dan niet een zekerheidstelling van hem kon worden gevorderd. 

Geen strijd met Europees recht

Met zijn vonnis van 26 mei 2021 heeft de rechtbank Amsterdam uitgesproken dat de cautieregeling niet in strijd is met het Europese recht. De rechtbank betrok hierbij dat de verplichting tot zekerheidstelling een legitiem doel nastreeft, te weten de bescherming van gedaagden.

Het tijdstip van het indienen van het verzoek tot zekerheidsstelling

De gedaagde mag op elk door hem gewenst moment in de procedure een verzoek (incident) tot zekerheidsstelling indienen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 23 april 2021 blijkt echter dat een verweerder beter niet te lang kan wachten met het indienen van een dergelijk verzoek. Omdat de verplichting tot het stellen van zekerheid gekoppeld is aan de proceskosten waartoe de eiser veroordeeld zou kunnen worden, kan de verweerder geen aanspraak meer maken op zekerheidsstelling van de proceskosten die in eerdere (tussen)vonnissen of instanties reeds zijn toegewezen, ook niet wanneer deze onbetaald gelaten worden.

De vorm van de zekerheid

De wet laat de rechter vrij in de wijze waarop de zekerheid moet worden verstrekt. In de regel zal de zekerheid moeten worden verstrekt in de vorm van een bankgarantie. Hoewel dat voor in het buitenland gevestigde eisers een obstakel kan vormen, is het voor gedaagden wenselijk dat de bankgarantie wordt verstrekt door een Nederlandse bankinstelling. Op die manier wordt voorkomen dat de bankgarantie bij een bankinstelling uit een exotisch land, denk in een extreem geval zelfs aan Noord-Korea, zou moeten worden ingewonnen. De vraag is immers of dat daadwerkelijk als een serieuze zekerheid kan worden gezien. Ook een borgstelling of hypotheekverstrekking kunnen echter als (afdoende) zekerheid kwalificeren.

De praktijk

Een cliënte van ons ondervond dat de verplichting tot zekerheidsstelling, met wat geluk, een effectief verweermiddel kan vormen tegen een ingestelde vordering. Nadat de rechter het verzoek tot zekerheidsstelling bij vonnis in incident van 18 augustus 2021 had toegewezen, werd de eiseres in het eindvonnis van die procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet (tijdig) de opgelegde zekerheid had verstrekt.