In het Munga-arrest van 6 maart 1992 heeft de Hoge Raad uitgesproken dat een ontbindende voorwaarde niet per definitie in strijd is met het gesloten ontslagsysteem. Daarmee kan de arbeidsovereenkomst op grond van zo’n bepaling automatisch eindigen, zonder dat enige handeling nodig is, wanneer de betreffende omstandigheden zich voordoen.
In zijn vonnis van 9 juni 2021 oordeelde de kantonrechter Rotterdam dat de arbeidsovereenkomst van partijen op grond van de door hen overeengekomen ontbindende voorwaarde van rechtswege was geëindigd, doordat de werknemer zijn Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) drie dagen te laat ontving.
Wat waren de feiten?
De werkneemster was op 16 november 2020 bij de werkgever, VodafoneZiggo, in dienst getreden. Het contract was aangegaan voor de duur van 7 maanden. Voor de functie van de werkneemster was een VOG wettelijk verplicht. Met het oog daarop was de arbeidsovereenkomst aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat de werkneemster binnen twee maanden na indiensttreding een VOG zou verstrekken. Indien dit niet zou lukken, zou de arbeidsovereenkomst per 16 januari 2021 met onmiddellijke ingang eindigen, zonder dat opzegging was vereist.
Ondanks meerdere herinneringsverzoeken had de werkneemster op 15 januari 2021 de VOG nog steeds niet verstrekt. Met het oog daarop heeft de werkgever de werkneemster twee weken uitstel gegeven om de VOG alsnog aan te leveren. Bij brief van 18 januari heeft VodafoneZiggo dit aan de werkneemster bevestigd. In die brief is meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 30 januari alsnog van rechtswege zou eindigen, wanneer de VOG op die datum onverminderd niet was aangeleverd.
Bij brief d.d. 1 februari 2021 heeft de werkgever aan de werkneemster bevestigd dat de arbeidsovereenkomst per 30 januari van rechtswege was beëindigd, omdat de VOG niet (tijdig) was aangeleverd. Op 2 februari 2021 werd de VOG (eindelijk) door de werkneemster verstrekt.
Het verzoek van de werkneemster en haar argumenten
De werkneemster kon zich niet met de beëindiging van het dienstverband verenigen. Om die reden legde ze de kwestie voor aan de kantonrechter Rotterdam.
De werkneemster betoogde in de eerste plaats dat ze niet had begrepen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen, wanneer ze de VOG niet (tijdig) zou aanleveren.
Voor zover de ontbindende voorwaarde overeengekomen was, was de werkneemster van mening dat op 16 januari het recht van de werkgever was geëindigd om zich daarop te beroepen. Ze betwistte in dit kader dat ze met een eventuele verlenging van de looptijd van de ontbindende voorwaarde had ingestemd. Hierover was volgens haar niet gesproken tijdens het gesprek van 15 januari. Bovendien had ze de brief van 18 januari niet voor akkoord ondertekend.
Tot slot voerde de werkneemster aan dat de arbeidsovereenkomst ook niet inhoudsloos was geworden. Ze verwees daarbij naar het feit dat ze haar werkzaamheden na 16 januari 2021 zonder problemen had kunnen voortzetten.
De motivering van de rechter
De kantonrechter controleerde in de eerste plaats of het onderhavige beding in deze kwestie überhaupt rechtsgeldig tot stand had kunnen komen. Dit was in zijn ogen het geval. In dat kader stelde de kantonrechter vast dat de werkgever een rechtens te respecteren belang had bij de verkrijging van een VOG van de werkneemster. De VOG was immers wettelijk verplicht voor de functie van de werkneemster.
Daarbij betrok de kantonrechter dat het ministerie bepaalt of al dan niet een VOG wordt afgegeven. Daarmee had VodafoneZiggo als werkgever geen invloed op de verkrijging daarvan.
De door de werkgever gehanteerde termijn – van twee maanden, met een verlenging van twee weken – was in de ogen van de kantonrechter ook gerechtvaardigd. De rechter betrok hierbij dat de werkneemster zelf lang had gedaan over de aanvraag van de VOG. Onder die omstandigheden kwam het voor haar eigen rekening en risico dat de VOG te laat was verstrekt.
Vervolgens ging de rechter in op de verweren van de werkneemster.
In dat kader was in de ogen van de rechter voldoende aangetoond dat de arbeidsovereenkomst onder de door VodafoneZiggo gestelde ontbindende voorwaarde was aangegaan. De kantonrechter ging daarom niet mee in het verweer van de werkneemster, dat het voor haar niet duidelijk was geweest dat het dienstverband zou eindigen, wanneer ze de VOG niet zou aanleveren. Hij verwees naar de aanstellingsbrief en de diverse reminders. Daarbij had VodafoneZiggo de werkneemster ook gewezen op de consequenties wanneer de VOG niet (tijdig) zou worden aangeleverd.
Nu de werkneemster zelf om uitstel had gevraagd voor het mogen aanleveren van de VOG, werden partijen geacht tevens een verlenging van de termijn voor het intreden van de ontbindende voorwaarde te zijn overeengekomen. De rechter ging dan ook niet mee in het betoog van de werkneemster, dat VodofoneZiggo de ontbindende voorwaarde op enige wijze prijs had gegeven. In redelijkheid had de werkneemster dat ook niet zo mogen opvatten. Daarbij betrok de rechter nadrukkelijk dat de werkgever de verlening van de termijn juist had genoemd in de brief van 18 januari.
De verlenging van de termijn waarna de ontbindende voorwaarde intrad, kon in de ogen van de kantonrechter ook niet als een voor de werkneemster nadelige afspraak worden beschouwd. Door de verlenging van de termijn had de arbeidsovereenkomst immers juist langer doorgelopen.
Nu de wet voorschreef dat voor de functie van werkneemster een VOG nodig was, was de arbeidsovereenkomst – door het uitblijven van de VOG – inhoudsloos geworden. De omstandigheid dat de werkneemster tot 30 januari jl. (andere) werkzaamheden had kunnen verrichten, maakte dit niet anders. Dit deed immers niets af aan de wettelijke vereisten op dit punt.