Recht van nu 9 Arbeidsrecht 9 Ontslagrecht 9 Het slapende dienstverband 9 De Xella-regel geldt sinds 20 juli 2018

De Xella-regel geldt sinds 20 juli 2018

7 dec, 2022

Met zijn prejudiciële beslissing van 8 november 2019 (Xella) heeft de Hoge Raad uitgesproken dat de op de werkgever rustende verplichting, om zich als goed werkgever te gedragen, met zich brengt dat hij in beginsel “gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding”, wanneer sprake is van een slapend dienstverband.

Deze verplichting vindt zijn grondslag in de Wet compensatieregeling transitievergoeding (artikel 7:673 e BW). Op grond van die compensatieregeling kunnen werkgevers een (groot) deel van de aan de werknemer betaalde transitievergoeding gecompenseerd krijgen van het UWV (mits aan de betreffende voorwaarden wordt voldaan).

Nadat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in drie uitspraken van 1 juni 2022 (1, 2 en 3) had geoordeeld dat werkgevers ook bij diepslapers, semi-diepslapers en verlate slapers aanspraak hebben op een dergelijke compensatie, heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 11 november 2022 (Ammerlaan) uitgesproken dat dergelijke werknemers (daarmee), net als werknemers met een “gewoon” slapend dienstverband, van hun werkgever kunnen verlangen dat deze meewerkt aan beëindiging van het dienstverband, onder toekenning van een transitievergoeding.

Pensioenperikelen

Met de uitspraak van 8 november 2019 (Xella) had de Hoge Raad uitgesproken hoe de betreffende wetgeving – die per 1 juli 2015 was ingevoerd – moet worden uitgelegd en toegepast.

Dit roept (vervolgens) echter de vraag op hoe met die periode van ruim vier jaar (van 1 juli 2015 tot 8 november 2019) moet worden omgegaan. Waren werkgevers al die tijd verplicht om mee te werken aan beëindiging van het dienstverband?

Vooral voor zieke werknemers die in die tijd rond hun pensioendatum zaten, kan dat relevant zijn. Na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd heeft een werknemer namelijk geen aanspraak meer op een transitievergoeding.

In zijn beschikking van 11 november 2022 (ESD) heeft de Hoge Raad zich hierover uitgelaten.

Wat waren de feiten?

De werknemer was in 1985 bij (de rechtsvoorgangster van) ESD in dienst getreden.

In 2014 is de werknemer volledig arbeidsongeschikt geraakt, zonder dat re-integratiemogelijkheden aanwezig waren. Op 25 juni 2016 is de wettelijke loondoorbetalingsverplichting (na 104 ziekteweken) geëindigd. Daarmee was vanaf die datum sprake van een slapend dienstverband als bedoeld in de Xella-uitspraak.

In de loop van 2017 heeft de medewerker de AOW gerechtigde leeftijd bereikt. Vooruitlopend daarop heeft de werknemer zijn werkgeefster op 23 januari 2017 verzocht om de arbeidsovereenkomst voorafgaand aan het bereiken van zijn AOW-gerechtigde leeftijd te beëindigen, met uitbetaling van de transitievergoeding. De werkgeefster was bereid om mee te werken aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar zonder betaling van de gewenste transitievergoeding. Omdat partijen hierover geen overeenstemming konden bereiken, is de arbeidsovereenkomst in de loop van 2017 van rechtswege geëindigd, omdat de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt, zonder betaling van een transitievergoeding.

De vordering van de werknemer

Met een verwijzing naar de Xella-uitspraak stelt de werknemer zich op het standpunt dat zijn werkgeefster zich als slecht werkgever heeft gedragen, door niet mee te werken aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder uitbetaling van de transitievergoeding. Op die grondslag maakt hij aanspraak op een schadevergoeding, gelijk aan de transitievergoeding waarop hij aanspraak zou hebben gehad, wanneer de werkgeefster wél zou hebben meegewerkt aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Het oordeel van de Hoge Raad

De verplichting van de werkgever om mee te werken aan de beëindiging van het slapende arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een transitievergoeding, berust op de gedachte dat de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortduring van de arbeidsovereenkomst, omdat hij (een deel van) de betaalde transitievergoeding van het UWV gecompenseerd krijgt.

Onder deze omstandigheden geldt de betreffende verplicht – om mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een transitievergoeding – eerst vanaf het moment dat werkgevers ervan uit konden gaan dat compensatie ook daadwerkelijk zou worden uitbetaald. Pas vanaf dat moment kon van werkgevers worden verwacht en verlangd dat zij deze compensatieregeling in hun beleid zouden meewegen.

De omstandigheid dat de wetgever reeds (ver) voor de invoering van de compensatieregeling sprak  over een voornemen daaromtrent, maakt het vorenstaande niet anders. Dat voornemen bood werkgevers immers onvoldoende zekerheid om hun gedrag daarop af te stemmen.

Ook de omstandigheid dat aan de compensatieregeling terugwerkende kracht is verleend tot 1 juli 2015 (de ingangsdatum van de WWZ) maakt het vorenstaande niet anders. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft de wetgever daarmee enkel uitgesproken dat werkgevers met terugwerkende kracht tot die datum aanspraak konden maken op compensatie van betaalde transitievergoedingen, niet dat werkgevers sinds die datum verplicht waren om mee te werken aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een transitievergoeding.

Nu de betreffende compensatieregeling per 20 juli 2018 is gepubliceerd in het Staatsblad, zijn werkgevers sinds die datum verplicht om mee te werken aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van de transitievergoeding.

Vragen?

Hebt u een werknemer die wil komen tot beëindiging van het dienstverband, onder toekenning van een transitievergoeding? Of hebt u een slapend dienstverband en wilt u aanspraak maken op een transitievergoeding? Onze in arbeidsrecht gespecialiseerde advocaten bespreken graag met u wat zij voor u kunnen betekenen.