Recht van nu 9 Arbeidsrecht 9 Ontslagrecht 9 Het slapende dienstverband 9 Soms omvat de Xella-verplichting toch een informatieplicht!

Soms omvat de Xella-verplichting toch een informatieplicht!

25 apr, 2023

In zijn prejudiciële beschikking van 8 november 2019 (Xella) heeft Hoge Raad uitgesproken dat de norm van goed werkgeverschap met zich meebrengt dat werkgevers verplicht zijn om mee te werken aan de beëindiging van een slapend dienstverband, onder toekenning van een transitievergoeding, wanneer de werknemer daarom verzoekt. Dit geldt ook voor diepslapers, semi-diepslapers en verlate slapers. In zijn beschikking van 11 november 2022 (ESD) heeft de Hoge Raad uitgesproken dat deze verplichting – tot medewerking aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een transitievergoeding – sinds 20 juli 2018 op werkgevers rust, nu de compensatieregeling per die datum is ingevoerd.  

In de kwestie die leidde tot het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 januari 2023 lag de vraag voor of de werkgever een schadevergoeding aan de werknemer moest betalen, ter hoogte van de transitievergoeding, nu de werknemer zijn aanspraak op een transitievergoeding is misgelopen, doordat de werkgever niet (tijdig) heeft meegewerkt aan beëindiging van het dienstverband onder toekenning van een transitievergoeding.

Wat waren de feiten?

De werkneemster, geboren in 1953, was per 1 april 2002 in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster van) de werkgever. Op 14 december 2014 is de werkneemster volledig arbeidsongeschikt geraakt. Per 14 december 2016 is de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever (na 104 weken) geëindigd. Daarmee was vanaf dat moment sprake van een slapend dienstverband.

In december 2016 heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst financieel afgewikkeld (denk aan de uitbetaling van vakantiegeld en vakantiedagen e.d.); het dienstverband is formeel echter niet beëindigd.

Op 31 januari 2017 heeft de werkneemster de werkgever verzocht om mee te werken aan beëindiging van het dienstverband, onder toekenning van een transitievergoeding. Zij heeft daartoe verwezen naar de op dat moment bestaande plannen van de wetgever (die nadien hebben geleid tot de Wet compensatie transitievergoeding), om werkgevers een compensatie ter zake de transitievergoeding te verstrekken, bij de beëindiging van slapende dienstverbanden. Bij e-mail van 6 februari 2017 heeft de werkgever meegedeeld dat zij daartoe geen redenen aanwezig zag.

Omdat de werkneemster in juni 2019 de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt, is de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2019 van rechtswege geëindigd.

De vordering van de werkneemster

De werkneemster verweet de werkgever dat deze niet had meegewerkt aan de beëindiging van het dienstverband, onder toekenning van een transitievergoeding, in de periode voordat zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikte. Daardoor was zij namelijk de transitievergoeding misgelopen.

In haar ogen had haar werkgever daarmee gehandeld in strijd met de verplichting om zich als goed werkgever jegens haar te gedragen. Op die grondslag maakte de werkneemster aanspraak op een schadevergoeding, gelijk aan de transitievergoeding die zij zou hebben ontvangen wanneer de werkgever zich wél als goed werkgever zou hebben gedragen.

Het oordeel van het hof

Het hof volgt de argumentatie van de werkneemster en veroordeelt de werkgever om die reden tot betaling van een schadevergoeding, in omvang gelijk aan de hoogte van de transitievergoeding die de werkneemster zou hebben ontvangen wanneer de werkgever (tijdig) had meegewerkt aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Met een verwijzing naar voornoemde uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2022 (ESD) concludeert het hof dat de werkgever begin 2017 – zoals deze betoogt – (inderdaad) nog niet verplicht was om mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder uitbetaling van een transitievergoeding. Op dat moment was Wet compensatieregeling transitievergoeding immers nog niet (definitief) vastgesteld.

Met de publicatie van die wet, per 20 juli 2018, ontstond voor de werkgever, aldus voornoemd arrest van de Hoge Raad van 11 november 2022 (ESD), echter alsnog de verplichting om mee te werken aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een transitievergoeding. Doordat hij dit heeft nagelaten, is de werkgever schadeplichtig, aldus het hof.

Wat leert deze uitspraak

Met de Xella-uitspraak heeft de Hoge Raad op werkgevers de verplichting gelegd om mee te werken aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, wanneer de werknemer daarom verzoekt. Het initiatief van de Xella-regel ligt daarmee bij de werknemer. Zolang de werknemer niet om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vraagt, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst in stand laten.

Om misverstanden daaromtrent te voorkomen: dat laatste (instandhouding van het slapende dienstverband) is geen verplichting. In de praktijk worden dan ook reeds veel slapende dienstverbanden op initiatief van de werkgever beëindigd.

Strikt genomen, brengt deze uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden geen uitzondering op deze hoofdregel. Ook in de onderhavige kwestie was de claim van de werkneemster immers (in de kern) gebaseerd op het besluit van haar werkgever, om niet mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Tegelijkertijd rekt het hof de verplichting van werkgevers met deze uitspraak ook weer wél substantieel op. De werkgever wordt namelijk niet verweten dat hij het verzoek van 31 januari 2017 heeft afgewezen. Omdat de compensatieregeling op dat moment nog niet was vastgesteld, hoefde de werkgever op dat moment namelijk nog niet mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder betaling van een transitievergoeding. Wat de werkgever wordt verweten, is dat hij in de periode 20 juli 2018 (de publicatie van de compensatieregeling) tot en met 30 juni 2019 (de laatste dag van de arbeidsovereenkomst) niet op het verzoek van 31 januari 2017 (of de afwijzing daarvan per 6 februari 2017) is teruggekomen.

En dat laatste klinkt wellicht relatief gemakkelijk, maar zal in de praktijk in veel gevallen bijzonder lastig zijn voor werkgevers. Zeker grote(re) werkgevers, met veel werknemers, ontvangen op dagelijkse basis een groot aantal vragen en verzoeken van werknemers. Die worden lang niet allemaal (centraal) bijgehouden of geregistreerd. Het risico dat zo’n verzoek na verloop van tijd uit het oog wordt verloren (omdat het in de beleving van de werkgever is afgehandeld), is dan ook substantieel.

In zoverre kan de vraag worden opgeworpen waarom de werkneemster in die periode (20 juli 2018 tot en met 30 juni 2019) zelf de vraag niet nog eens aan de werkgever heeft voorgelegd. Verdedigbaar is, mijns inziens, dat het nalaten daarvan – al dan niet in de vorm van eigen schuld – zou moeten worden verdisconteerd. Kennelijk heeft zij deze wetswijziging op dat moment ook niet meegekregen. De uitspraak van het hof biedt geen aanknopingspunten dat de werkgever dit argument heeft aangedragen. Daardoor is het helaas onbekend hoe het hof dat verweer zou hebben beoordeeld.

Vragen?

Hebt u van doen met een slapend dienstverband (hetzij als werkgever, hetzij als werknemer)? En wilt u komen tot de beëindiging daarvan, of juist niet? Onze advocaten hebben veel ervaring met dergelijke kwesties. Zij bespreken graag met u wat zij voor u zouden kunnen betekenen.