Wanneer een werknemer wegens ziekte uitvalt, moeten partijen zich ertoe inspannen dat de werknemer zo spoedig mogelijk herstelt. Van de werkgever wordt verwacht dat hij een bedrijfsarts inschakelt en, zo mogelijk, re-integratieve werkzaamheden ter beschikking stelt. Van de werknemer mag worden verwacht dat hij zich maximaal inspant om te herstellen.
Het lijkt een vanzelfsprekendheid dat de werknemer de bedrijfsarts naar waarheid informeert over zijn medische situatie en zijn mogelijkheden. De bedrijfsarts baseert zijn oordeel immers voor een belangrijk deel op deze informatie van de werknemer. Dit gold in het bijzonder tijdens het hoogtepunt van de coronacrisis in 2020 en 2021, toen de meeste consultaties van bedrijfsartsen op afstand (telefonisch) plaatsvonden.
De werkneemster in de kwestie die leidde tot de beschikking van de kantonrechter Assen van 23 juni 2021 (Maral Coatings) had minder op met deze logica. Dit had echter verstrekkende gevolgen. De kantonrechter liet het ontslag op staande voet namelijk in stand.
Wat waren de feiten?
Nadat de werkneemster in de daaraan voorafgaande periode als uitzendkracht was ingeleend, is zij op 19 mei 2019 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de werkgever, Maral Coatings. Laatstelijk bekleedde zij de functie van Office Manager, voor 40 uur per week.
Nadat de werkneemster op 11 januari 2021 was uitgevallen, wegens knieklachten, heeft zij twee dagen later een intakegesprek gehad met de inzetbaarheidscoach. Op dat moment was nog geen zich op mogelijke re-integratie. Ook op 21 januari 2021 was re-integratie naar het oordeel van de bedrijfsarts, naar aanleiding van een telefonisch consult, nog niet aan de orde. Hij schatte echter in dat de werkneemster per 1 februari gedeeltelijk zou moeten kunnen re-integreren.
Toen de werkgever dit met de werkneemster besprak, gaf zij aan dat zij – anders dan de bedrijfsarts had uitgesproken – niet tot re-integratie in staat was. De re-integratie was in haar ogen “maar” een advies. Zij is per 1 februari dan ook niet begonnen.
Op 10 februari 2021 heeft een tweede telefonisch consult bij de bedrijfsarts plaatsgevonden. Voor zover de bedrijfsarts dit via het telefonisch consult kon inschatten, zo schreef hij, leek re-integratie op dat moment (toch) niet reëel en haalbaar. Haar klachten zouden daarvoor, zo had ze uitgesproken, te omvangrijk zijn.
Op 10 maart 2021 heeft de werkneemster telefonisch aan de bedrijfsarts meegedeeld dat zij verwachtte op termijn te kunnen gaan re-integreren. Omdat de verhoudingen met de werkgever in haar ogen verslechterd waren, leek het haar verstandig dat eerst een mediationtraject werd gestart. Tijdens het telefoongesprek dat ze die dag met de werkgever had, heeft ze echter uitgesproken dat re-integratie niet korte termijn te verwachten viel, omdat ze – vanwege vermoeidheid e.d. – nog nergens toe in staat was.
Via de werkcomputer van de werkneemster heeft de werkgever op 16 maart 2021 ontdekt dat de werkneemster op 13 en 22 februari 2021 twee Facebookpagina’s had aangemaakt. De eerste was gericht op de verkoop van Rituals-producten; op de tweede pagina werden via een digitale bingo Rituals-producten verloot. De tweede pagina is op 16 maart 2021 op “verborgen” gezet. Hierdoor was deze pagina alleen zichtbaar voor leden die door de werkneemster waren geaccordeerd.
Op 16, 18 en 19 maart heeft de werkneemster digitale bingo’s georganiseerd. In diezelfde periode weigerde zij een gesprek met de werkgever, onder meer met een beroep op haar medicijngebruik.
Het ontslag op staande voet door de werkgever en de vorderingen van de werkneemster
Bij brief van 19 maart 2021 heeft de werkgever de werkneemster op staande voet ontslagen. Aan dat ontslag op staande voet heeft Maral Coatings ten grondslag gelegd dat de werkneemster de bedrijfsarts en hem had voorgelogen over haar belastbaarheid en re-integratiemogelijkheden.
De werkneemster is van mening dat zij ten onrechte op staande voet ontslagen is. Voor zover haar al iets zou kunnen worden verweten, is het ontslag een te vergaande maatregel. Om die reden vordert zij de vernietiging van het ontslag.
Het oordeel van de rechter
Geen verstoorde arbeidsverhouding
De rechter staat in de eerste plaats stil bij de stelling van de werkneemster dat de arbeidsverhoudingen verstoord zouden zijn geraakt. Zij maakt de werkgever hieromtrent verwijten en verwijst daartoe naar transcripties van telefoongesprekken.
De kantonrechter gaat niet mee in deze stellingen. Hij constateert dat de transcripties niet overeenkomen met de geluidsfragmenten, die op een usb-stick zijn aangeleverd. Om die reden laat de rechter de geluidsfragmenten en de transcripties buiten beschouwing.
Het ontslag op staande voet is terecht
De rechter constateert dat tussen partijen niet (meer) in geschil is dat de werkneemster op 16, 18 en 19 maart 2021 bingo’s heeft gepresenteerd. Dat zij deze bingo’s heeft gepresenteerd, blijkt overigens ook uit de filmpjes die van die bingo’s zijn gemaakt.
De indruk die de werkneemster op die filmpjes maakt, komt niet overeen met het beeld dat zij van zichzelf heeft geschetst tegenover haar werkgever en de bedrijfsarts. Uit die filmpjes blijkt namelijk niet dat ze tot niets in staat was, omdat ze de hele dag versuft door de medicijnen op de bank zou hebben gelegen. In tegendeel, op die filmpjes presenteerde de werkneemster juist met geconcentreerdheid, snelheid, focus en accuraatheid, waarbij de kantonrechter buiten beschouwing laat of een vergelijking met Linda de Mol terecht is.
Gelet op deze filmpjes gaat de kantonrechter ervan uit dat de werkneemster toen (al) veel meer kon dat zij tegenover Maral Coatings en de bedrijfsarts heeft verklaard. Onder die omstandigheden heeft de werkgever naar het oordeel van de kantonrechter bewezen dat de werkneemster opzettelijk een verkeerd beeld heeft gegeven van haar belastbaarheid.
Naar het oordeel van de kantonrechter levert dit in objectieve en subjectieve zin een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Dit geldt in het bijzonder nu de werkneemster door de Coronacrisis nagenoeg alleen telefonisch met de bedrijfsarts en de werkgever heeft gesproken. Die omstandigheid geeft in de ogen van de kantonrechter een extra verplichting aan de werkneemster om haar gezondheidstoestand zo volledig en waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven. Onder deze omstandigheden heeft de werkneemster het vertrouwen dat de werkgever en de bedrijfsarts in haar uitspraken moeten kunnen hebben ook ernstig beschaamd.
Nu de werkgever het ontslag op staande voet op 19 maart 2021 heeft verleend, slechts drie dagen nadat zij op 16 maart 2021 kennis had genomen van de bingo’s, is dit ook onverwijld gegeven.
Ernstig verwijtbaar handelen; de werkneemster ontvangt geen transitievergoeding
Bij de beëindiging van het dienstverband hebben werknemers in principe aanspraak op een transitievergoeding. Dit is slechts anders, wanneer de beëindiging van het dienstverband te wijten is aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
Hoewel de kantonrechter onderkent dat een terecht gegeven ontslag op staande voet niet direct als ernstig verwijtbaar handelen kwalificeert, kent hij de werkneemster toch geen transitievergoeding toe. Naar zijn oordeel zijn de feiten en omstandigheden namelijk van dien aard, dat deze als ernstig verwijtbaar moeten worden aangemerkt.
Vragen?
Overweegt u een werknemer op staande voet te ontslaan? Of bent u door uw werkgever ten onrechte op staande voet ontslagen? Onze in arbeidsrecht gespecialiseerde advocaten bespreken graag met u wat zij voor u kunnen betekenen.